Moet er nog water zijn.
Daarstreks op terugweg van bij mijn ouders gehoord in het nieuws dat de streek van Wenduine tot Knokke nogal een stevig aantal liters water op een veel te kort termijn te verwerken heeft gekregen.
Resultaat: ondergelopen straten, volgelopen kelders, mini verkeersinfarcten, etc.
Met klein hartje toch een beetje de rit huiswaarts verder gezet.
Eenmaal daar aangekomen toch gezien dat er heel veel water moet gevallen zijn.
De oprit – die nog altijd niet echt verhard is maar bestaat uit aangestampte steentjes van allerlei grote en waar de sporen van de dagelijkse wagenverplaatsing duidelijk zijn en waar de niet in één vlak liggende ondergrond resulteert in een een niet in één vlak liggende bovengrond – was omgetoverd tot één grote plas.
De voormalige plassen die deze winter een spaarbekken op zich waren, zijn begin mei volledig uitgedroogd. Ik kan gemakkelijk een plas definiëren van 100 op 30 meter met een gemiddelde diepte van een halve meter. Dit betekent ongeveer – absoluut een schatting – een 1500 kubiek. Wel die plas was bij het vertrekken deze middag nog altijd onbestaande (droog) ondanks het weer van de voorbije weken. Bij het terugkomen was deze er in volle glorie!
Het Blankenbergs Varretje was niet meer duidelijk te onderscheiden met de aanpalende weides.
Maar… gelukkig geen druppel gevonden binnenshuis of op plaatsen waar het niet meer aangenaam is. Alvast bij ons niet.